donderdag 28 maart 2013

De Arend en De Zeemeeuw: gedreven om een verhaal en een herinnering


De oude locatie Brienenoord van de Arend en de Zeemeeuw is een houten gebouw op het Rotterdamse eiland Brienenoord, dat zijn beste tijd heeft gehad, dat zie je in één oogopslag. Tegelijk presenteert het zich als een plek waar je graag wilt zijn. Binnen hangt aan de muur een bord met alle namen van de mensen die in de jaren ’30 van de vorige eeuw meehielpen om dit buurthuis op te trekken. Mijn Rotterdamse wortels verloochenen zich niet: er staat zowel een Hoek als een Van Diest tussen. Het klopt ook wel, zowel mijn vader als zijn neef – de mij bekende Rotterdamse Hoeken en Van Diesten – stamden uit een milieu dat eerder neigde naar het anarchistische en libertaire dan naar het sociaaldemocratische. En misschien was het ook wel een beetje humanistisch. Enfin, net als de Arend en de Zeemeeuw.

Milja Kruijt houdt kantoor op de locatie Brienenoord en dat is niet voor niets. Zij is één van de drijvende krachten achter uit het uit de as laten herrijzen van de locatie Brienenoord van de Arend en de Zeemeeuw. De Arend en De Zeemeeuw vindt zijn wortels in de verzuiling. Of beter, het gebrek aan zuil voor de onverzuilden. Voor alle gezindten was er in het Rotterdam van de jaren ’30 wel een organisatie, voor de katholieken, de socialisten, de protestanten, de liberalen. Maar voor mensen met weinig geld, die nergens bij hoorden, was er niets. Meer precies, wel voor de kinderen tot 12, maar de leeftijdscategorie daarboven werd door de dames uit de betere kringen toch te lastig bevonden om er verheffende activiteiten voor te organiseren. Die handschoen werd opgepakt door Rotterdammers met de zelfde achtergrond, maar dan ouder. Eerst was er – hoe herkenbaar – een aanbod voor jongens, onder de vlag van De Arend. Maar ook meisjes wilden wel wat. En dat kwam er. Eerst gemengd, maar dat ging – ook herkenbaar - aan hormonen ten onder. Onder de vlag van De Zeemeeuw kwam er aanbod voor meisjes. Na de oorlog werden de activiteiten alsnog gemengd aangeboden. De Arend en De Zeemeeuw ging met zijn tijd mee.

De Arend en De Zeemeeuw was er niet voor de activiteiten. Milja Kruijt citeert met instemming en verve mejuffrouw Hager , directeur van De Arend en De Zeemeeuw in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Die formuleerde het als volgt: “Als u denkt dat de legitimatie van ons werk is gelegen in de activiteiten die wij aanbieden, dan heeft u het mis. Onze legitimatie is dat wij een plek bieden waar jonge mensen welkom zijn, zich welkom voelen en in dialoog met anderen zichzelf kunnen ontwikkelen.” En in Rotterdam is door de jaren heen altijd wel een groep jongeren die nergens welkom zijn, stelt Milja Kruijt: “Toen was het de arbeidersjeugd, daarna de massajeugd en nu zijn het “de Marokkanen””. Het gedachtegoed van De Arend en De Zeemeeuw bestaat dan ook niet uit een bepaalde ideologie of een bepaald soort activiteiten. De ideologie – voorzover je daar van kunt spreken – was een plek waar je in gesprek met anderen kunt werken aan zelfkennis en zelfvertrouwen. Dat betekent dat er groepsactiviteiten werden aangeboden, met een clubhuis dat altijd open was en waar altijd ruimte was voor een praatje.”

Anno 2013 resteert er van de 7 buurthuizen die De Arend en De Zeemeeuw ooit rijk was, alleen nog een Steunfonds. Dat wordt bestuurd door kinderen van mensen die ooit actief waren in De Arend en De Zeemeeuw. Milja Kruijt is er daar één van. Zij laten zich inspireren door de ideeën van mejuffrouw Hager. In 2007, bij zijn aantreden als nieuwe generatie, maakte het nieuwe bestuur van het Steunfonds een rondgang langs de voormalige buurthuizen, die vrijwel allemaal werden beheerd door klassieke welzijnsorganisaties. Ze maakten het behoorlijk tot goed, behalve de locatie op het eiland van Brienenoord. “En die locatie is wel de plek waar ons hart naar uit ging,” vertelt Milja Kruijt. “We hadden er mooie herinneringen aan. We kwamen als kind op het eiland en kregen er de vrijheid van onze ouders.” De locatie Brienenoord was onderdeel van een welzijnsorganisatie die kort daarop failliet ging en het pand ook maar in beheer had gehad. Goed gezorgd was er niet voor het pand en niemand bekommerde zich om de ID-ers die er bij hoorden. Wie nou echt de eigenaar was, bleef lang onduidelijk. Na veel spitwerk bleek het uiteindelijk de gemeente Rotterdam zelf te zijn. Die had het eiland in de jaren ’50 verkregen in het kader van een onteigening van de scheepswerf Wilton Feijenoord. Hoe het nou precies zat met de eigendom van het gebouw, was vervolgens in het vergeetboek geraakt. In het administratieve gat dat zich aldus openbaarde, sprong het Steunfonds. Met steun van de deelgemeente nam zij het beheer in handen. “We wilden geen eigenaar worden,” vertelt Milja Kruijt. “ We willen ons inzetten voor het weer toegankelijk maken van de plek voor de jeugd van Rotterdam. We zien onszelf als 'aanjagers' en ontwikkelaars, het is niet de ambitie van dit bestuur weer een operationele welzijnsorganisatie te worden.”
Hoe dierbaar de herinneringen ook zijn, het pand zal gesloopt gaan worden. “We willen een mooi cradle 2 cradle pand realiseren, we streven naar duurzaamheid. Zo zien we ook de financiering voor ons: geen fondsen die er eenmalig geld in steken, maar toekomstige gebruikers die hun eigen pand financieren. Voor sloop is ook een hele praktische reden. Behoud van het pand en tegelijk voldoen aan de eisen van deze tijd, is aanmerkelijk duurder dan sloop/nieuwbouw. We kiezen niet voor onze herinneringen, maar voor de toekomst. Al betekent het wel het verdwijnen van onze tastbare bron van inspiratie.” Al met al neemt het Steunfonds natuurlijk een enorme hoop hooi op de vork. “Enthousiasme en betrokkenheid zijn niet genoeg. We zijn er van overtuigd dat we de vaardigheden in huis hebben om het voor elkaar te krijgen. Ons gedroomde C2C-gebouw bestaat grotendeels uit gedoneerde materialen. Genoeg contacten om die bij elkaar te krijgen. We nemen 3 tot 5 jaar om zo ver te komen. Met de gemeente hebben we afgesproken dat de meerwaarde die we creëren toevalt aan het Steunfonds. Maar inderdaad, alles wat we hebben is het enthousiasme van 4 mensen en een paar duizend euro op de rekening. En we zijn partij in de ogen van gemeente, met ons verleden en ons gedachtegoed.”

Het eiland van Brienenoord is een prachtige plek. Een groene oase in het stenige Rotterdam. Maar ook verstopt achter een wat verwaarloosd bedrijventerreintje en met de wal verbonden door een onooglijk bruggetje. Als je er bent, word je er enthousiast van, maar hoe krijg je Rotterdammers op die plek? “Daarom ben ik hier kantoor gaan houden. Mijn netwerk heb ik laten weten dat ik hier zit en ik nodig regelmatig mensen uit om een kop koffie met me te komen drinken. En zo nu en dan zet ik een fotootje van deze plek op facebook. Dan lig ik in de hangmat met mijn laptop. Dan willen mensen wel eens komen kijken,” vertelt Milja Kruijt. “Samen met de kunstenaar die in het gebouw zijn atelier heeft, hebben we een kleine bijeenkomst georganiseerd voor de presentatie van een beeld. Gidsen van het Zuid-Hollands Landschap hebben het gebouw opgenomen in hun rondleidingen en ik vertel dan over De Arend en De Zeemeeuw. En ik nodig gericht partijen uit met wie we de komende jaren graag willen samenwerken om ons nieuwe pand te bouwen.”

Het Steunfonds heeft een gebouw voor ogen dat in de eerste plaats geschikt is om activiteiten met jongeren te organiseren. Het moet uitgebreide keuken en badfaciliteiten hebben, zodat er ’s zomers ook kampeerkampen kunnen worden georganiseerd. Maar voor welzijn is in Rotterdam nog maar weinig geld beschikbaar, en voor ruimte om welzijnsactiviteiten te organiseren al helemaal niet. “We willen hier kantoorruimte en flexplekken realiseren voor zzp-ers en kleine bedrijfjes. Voor hen is de plek aantrekkelijk omdat ze in een andere context kunnen werken dan ze gewend zijn en zo inspiratie op doen. Zo worden we een broedplaats voor allerhande initiatieven. Met de huurinkomsten kunnen we dan onze eigen activiteiten bekostigen. En natuurlijk moeten we dan wel alert blijven om de jeugd centraal te houden. Dan moet de recreatieruimte door de week echt een aantal dagdelen open zijn, en in het weekend. En dat mag dan weinig kosten. Ook daarom kiezen we voor zelfbeheer, want met professioneel beheer gaan we het financieel niet rond krijgen.”

“Natuurlijk is het grote opgave, zeker in crisistijd”, dat weet Milja Kruijt ook wel. “Maar onze rijkdom is niet financieel. Het bestuur is heel sterk. Voor het proces dat we nu te gaan hebben, gaan we fondsen zoeken. Dan ben ik niet meer het grootste afbreukrisico; nu doe ik het allemaal voor niets, en beperk ik mijn freelance opdrachten, maar dat houdt natuurlijk een keer op. En we vragen mensen voor die dingen, waar ze goed in zijn. In ons netwerk hebben veel mensen al de bereidheid uitgesproken om te komen helpen. De mensen van de The Green Bubble bijvoorbeeld, een groep Rotterdammers die duurzaam bouwen willen propageren. Zij willen hier graag aan de slag en brengen weer een eigen nieuw netwerk in. Of denk aan Creatief Beheer, een organisatie voor parken in Rotterdam. Zij zijn bezig met groen als middel voor sociale interactie. Daar zitten groen-nerds bij en milieufanaten en mensen die een passie hebben voor sociale ontwikkeling. Als zij komen helpen, kunnen we mensen begeleiden van bedrijven die in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen hun handen uit de mouwen willen steken Maar denk ook aan jongeren voor wie het goed zou zijn om eens buiten hun normale omgeving dingen te doen. Wij kunnen er een goed aanbod voor doen. Voor ons is het proces ook doel op zich: met een betrokken groep mensen iets moois maken en anderen daarbij op sleeptouw nemen.”