donderdag 13 december 2012

Beehive: Ondernemen is de Basis



Toen Bart de Groot (een van de oprichters van Beehive en zelfbenoemd stuifduivel) niet meer tevreden was over zijn werkruimte, ging hij op zoek naar een andere. En toen hij geen geschikte plek vond, bedacht hij hem zelf. Dat werd Beehive. Beehive is alles wat zijn oude werkplek in Amsterdam Noord niet was. Beehive biedt aanmerkelijk meer zekerheid dan anti-kraak. Bij Beehive zijn huurders meer dan een partij die de huur kan betalen. Ze passen bij de huurders die er al zijn en samen gaan ze aan de slag. Beehive is veel dynamischer dan de gemiddelde Amsterdamse broedplaats. Een nieuwe huurder brengt ook weer nieuwe dynamiek. En Beehive is er niet alleen voor zichzelf en zijn huurders, Beehive is er ook voor zijn omgeving. Beehive ging de boer op met zijn concept en kreeg in 2007 de kans om het te realiseren in Vliegbasis de Huygens, een voormalige ROC, in Amsterdam Slotervaart.

Selectie
Samenwerking tussen de verschillende huurders is een belangrijke doelstelling van Beehive. “Als een huurder mij vertelt dat hij een opdracht heeft geweigerd, omdat die te groot voor hem was, dan heb ik gefaald,” vertelt Bart de Groot. “Want bij Beehive zijn er altijd wel mensen te vinden die samen met jou die opdracht kunnen doen.”
Samenwerken gaat niet vanzelf. Of je kunt samenwerken en past bij de andere huurders is daarom net zo belangrijk als het kunnen betalen van de huur. Past de nieuwe huurder in het gezelschap van ondernemers, dat al actief is in de ruimte? Voegt hij of zij iets toe? Bart de Groot: “Niet iedereen is welkom. Beehive heeft veel creatieven en kunstenaars onder zijn huurders. Daar past niet iedere boekhouder bij. Maar als zich vier mensen melden die het helemaal gehad hebben bij hun grote accountantskantoor en graag aan de slag gaan met kleine klanten uit de creatieve sector, dan zijn ze welkom. Want iemand die kan rekenen en met geld omgaan is in de wereld van creatieven een enorme aanvulling. Of een ondernemer uiteindelijk een huurcontract krijgt, is een kwestie van gevoel. Niet iedereen heeft dat. Ik probeer het ook bij de mensen die voor ons werken er in te krijgen, maar je kunt er mensen nauwelijks op aannemen. Of mensen dat goed kunnen zie je pas na een half jaar of een jaar. Je zou ze eigenlijk moeten scouten.”
Weten wie je klanten zijn, daar gaat het om. Beehive selecteert niet alleen, maar blijft ook actief zoeken naar synergie wanneer huurders binnen zijn. Bart de Groot: “Door te blijven makelen tussen verschillende huurders, houden we de dynamiek in het gebouw in stand. Soms lukt het om echt allemaal mensen en disciplines bij elkaar te brengen. Dan heb ik echt een ‘I love it when a plan comes together’-gevoel.”

Werkruimte
De ruimtes die Beehive verhuurt zorgen er voor dat je elkaar tegenkomt. Ze zijn vaak groot, zodat verschillende ondernemers er hun plek hebben. Maar alleen omvang is niet genoeg. “De ruimte moet zo zijn ingericht dat je elkaar regelmatig tegenkomt,” zegt Bart de Groot. “Bij het binnenkomen, bij het koffieapparaat. Want als je elkaar tegenkomt, praat je met elkaar. En in een werkomgeving praat je over je werk. Zo kan samenwerking tot stand komen.”

Locatie
Belangrijk voor Beehive is ook de plek waar die werkruimte dan staat. Beehive moet er iets kunnen brengen en hij moet betaalbaar zijn. Het eerste betekent vaak het tweede. Dat gold in ieder geval voor Slotervaart. Slotervaart was bij uitstek een plek in Amsterdam waar je met een initiatief als Beehive meerwaarde kon brengen. En omdat het Slotervaart was, was de huur ook laag genoeg om het initiatief rendabel te maken. Want Beehive is niet duur. “Eigenlijk is het simpel. Als het ons niet lukt het voor 80% vol te hebben, is onze huur te hoog. We richten ons op ondernemers die gebrek aan geld compenseren met een overmaat aan tijd”, vertelt Bart de Groot. “Het zijn vaak starters die op zoek zijn naar opdrachten, en hun naam nog moeten vestigen in de markt. Ze zijn dus ook op zoek naar vulling van hun portfolio, aanvulling van hun netwerk, kortom bekendheid.”

Twee uur per week
Wie huurt bij Beehive verplicht zich om één à twee uur per week te besteden aan een project dat de buurt ten goede komt. Bart de Groot: “Die één à twee uur die onze huurders aan de buurt moeten geven, zijn gebaseerd op de gedachte dat die uren een bepaalde waarde vertegenwoordigen. De huur is laag en het verschil met een gewone huur “betalen” ze met de tijd die ze in dat project steken. Stel dat hun tarief zo’n € 30 per uur is. Die twee uur per week zijn dus € 60 waard, zeg zo’n € 250 per maand.”
Projecten moeten voldoen aan de Beehive-meetlat. Die meetlat is bepaald niet strak geformuleerd. Het project moet goed zijn voor de huurder, voor de buurt en voor Beehive. ‘Iets met kinderen’ is bijvoorbeeld niet goed genoeg. Bart de Groot: “Voor je het weet doe je iets met zes kinderen, ben je een soort oppas en verandert er in de buurt verder niets. Daar doen we het niet voor. Andersom praten we mensen ook ingewikkelde ideeën uit het hoofd waar ze zelf niks mee op schieten. Ze moeten er zelf ook echt wat aan hebben, bijvoorbeeld voor dat portfolio dat ze nog moeten vullen.”

Geen dure hobby
In samenwerking met corporatie Far West brak Beehive een aantal dichtgetimmerde winkelpanden in Slotervaart open. Letterlijk. Bart de Groot: “Huurders moesten in die winkels iets hebben om te verkopen. Het moest in de etalage kunnen staan, je moest het kunnen zien. Het liefst wilden we dat je iedere dag de ramen moest lappen, omdat er allemaal kinderen met hun neus tegen de etalageruit stonden. Kinderen waarvan de ouders vaak niet werken, of hun geld verdienen aan de onderkant van de arbeidsmarkt of in een vage winkel. Als kinderen gaan vragen wat je doet, is het een succes.” Dat neemt allemaal niet weg dat je ook nog gewoon de huur moet betalen. Beehive is er voor ondernemers die zichzelf kunnen bedruipen. Wie succesvol is met zijn project, maar de huur niet betaalt, moet uiteindelijk vertrekken. Anders is het een dure hobby.
Betaal je wel de huur, maar doe je niks aan je project, dan kun je ook niet blijven. Inmiddels is er om die reden twee keer een huurcontract beëindigt. Problemen leverde dat niet op. “We zijn er duidelijk over, wanneer mensen hun huurcontract tekenen,” zegt Bart de Groot. “Dat moet ook, want naderhand moet je natuurlijk niet meer aan komen zetten met de verplichting om onbetaald aan de slag te gaan in de buurt. Toen we die huurcontracten beëindigden, vonden die huurders dat ook niet meer dan redelijk. Het is natuurlijk anders wanneer een project mislukt, terwijl er keihard aan gewerkt is. Dan kun je blijven, en moet je een ander project verzinnen.” Daarbij moet worden bedacht dat de Beehive meetlat natuurlijk subjectief is; voor jezelf, voor de buurt en voor Beehive is natuurlijk vaag. Bart de Groot: “Als we er allemaal regels voor gaan maken, dan werkt het natuurlijk niet meer. Net zoals we niet tegen mensen zeggen dat ze hun verplichting ook af kunnen kopen. Dan wordt het onzin.”

zondag 2 december 2012

De Slang en Langgewagt: een poging om stand te houden



Het leest als het scenario voor een film. Kleine scharrelaar werkt zich op tot eigenaar van tientallen Amsterdamse panden. Hendrik Tabak is fout in de oorlog, lapt ook daarna de regels aan zijn laars en verklaart zijn succes onder meer uit zijn goede relaties ten stadhuize. Uiteindelijk overleeft hij een overval niet. Hij overlijdt tussen de auto’s in zijn illegaal gebouwde garage in de Amsterdamse Spuistraat. Die garage was tot stand gekomen door verschillende panden op de begane grond door te breken. Allemaal zonder vergunning. Uiteraard. De erven Tabak verkopen de panden, die vervolgens leeg komen te staan. In 1983 worden ze gekraakt. Het pand De Slang 6 maart, en nog geen twee maanden later volgde het pand Langgewagt. In Amsterdamse stadsvernieuwingsjargon behoren ze tot Cluster Tabak I en Cluster Tabak II, zodat de naam van de illustere eigenaar nog voortleeft. Gekraakt of niet, Amsterdamse vastgoedhandelaren verkopen de panden in de loop der jaren regelmatig aan elkaar door. In 2008 koopt Woningbouwcorporatie De Key de panden.

Wonen en Werken
Ondertussen wordt er al die jaren gewoond en gewerkt. In allebei de panden door zo’n 10 mensen, allemaal kunstenaars. Ze houden zich bezig met beeldende kunst, film, mode en industrieel ontwerp. Het is voor het functioneren van de panden cruciaal, vinden de bewoners. ‘Kunst is geen baan’,  vindt Alberto De Michele, bewoner van Langgewagt. ‘Het is een manier van leven, ergens in geloven, mensen op een andere manier naar dingen laten kijken. Daar doe ik het voor. Het samen wonen en delen van deze gedachte, maakt het wonen en werken in dit pand speciaal.’

Bewoners voeren samen projecten uit. ‘We wonen onder één dak, we kennen elkaar goed en we weten wat we van elkaar kunnen verwachten’, vertelt De Michele. ‘We kunnen elkaar snel betrekken bij een project, en goed samenwerken. We helpen elkaar vaak bij opdracht. De een zet een website op voor een ander, ik doe iemand idee aan de hand. En dat gaat goed, want de groep is klein genoeg om precies te weten wat anderen doen en kunnen.’ Eugenie Jansen, ook bewoner van Langgewagt vult aan: ‘Voor een kunstenaar is het krijgen van opbouwende kritiek cruciaal voor zijn ontwikkeling. Omdat we niet alleen in het pand werken, maar er ook wonen, is er het vertrouwen dat relaties niet snel kapot gaan door kritiek. Bij ons loopt privé en zakelijk altijd door elkaar.’ Het maakt het wonen en werken in het pand juist aantrekkelijk, vindt Mark Bakker, wonend en werkend in De Slang. ´Mensen die hier willen wonen, zijn ook mensen die wel tegen die chaos kunnen. Die het juist zoeken, omdat het ze inspireert. En ik vind het wel fijn dat iemand een hele andere mening terug geeft.´

Logeerkamer
Voor de dynamiek en de synergie is ook de logeerkamer belangrijk. Eugenie Jansen: ‘Je mag twee, drie weken bij ons komen logeren. Bewoners nodigen mensen uit, en zijn verantwoordelijk voor ze. Je moet echt reserveren, want hij is eigenlijk altijd wel bezet. Koninginnedag is populair bij oud-bewoners, maar ook de IDFA of tentoonstellingen laten een piek in de belangstelling zien. Soms zie je de logé niet, maar sommige logees worden bewoners. Hoe dan ook, de logeerkamer zorgt vrijwel altijd voor reuring.’ Ook op een prozaïscher vlak is sprake van synergie. Bewoners delen keuken, douche en toilet. En die zijn eigenlijk nooit bezet. ´Ik heb het in die elf jaar dat ik hier woon, precies twee keer meegemaakt dat allebei de wc´s in het pand bezet waren´, stelt Mark Bakker droogjes vast.

Nieuwe Bewoners
Die synergie op alle vlakken heeft natuurlijk ook te maken met de manier van selecteren van nieuwe bewoners voor de panden. Die selectie is weliswaar niet in regels gevat, maar komt eigenlijk altijd op dezelfde manier tot stand. Zo hoef je geen kunstenaar te zijn, maar het feit dat het om woon/werkruimte gaat en de bewoners zelf allemaal wel werkzaam zijn in de kunst en in hun eigen netwerk zoeken, leidt er toe dat nieuwe bewoners eigenlijk altijd ook kunstenaars zijn. In de praktijk worden altijd meerdere kandidaten voorgesteld. Daar worden gesprekken mee gevoerd, soms meerdere. Of iemand er uiteindelijk kan komen wonen, wordt democratisch besloten. In dat proces heeft de verdieping waar iemand uiteindelijk terecht zal komen een twee keer zo zware stem als de andere verdiepingen. En als een bewoner een nieuweling echt niet ziet zitten, dan heeft hij een veto. Maar daar wordt slechts spaarzaam gebruik van gemaakt.
Beide panden zien graag dat er een paar mensen wonen van buiten Nederland. Die brengen een andere visie, een andere cultuur. En het ligt voor de hand, het zijn mensen die vaak niet zo makkelijk een plek vinden en dus in een kraakpand terecht komen. Tegelijk draagt het ook bij aan de dynamiek in het pand, want juist mensen uit het buitenland vertrekken weer, waardoor er plek komt voor nieuwe mensen. ‘Toch is dynamiek geen doel op zich’, vindt Mark Bakker. ‘Het doel is met elkaar mooie dingen te maken en dan is het goed een mooie mix te hebben van mensen die er net zijn en mensen die er al lang wonen.’ Langgewagt kiest er daarnaast bewust voor altijd iemand in huis te hebben die studeert aan de Rietveld Academie.

Organisch Beheer
Het dagelijks beheer van de panden gaat welhaast organisch. Langgewagt vergadert bijna nooit, De Slag houdt het op één keer per maand. Iedereen doet zijn ding, en dan vooral het ding waar hij goed in is. De een maakt meer schoon, de ander doet meer aan het onderhoud van het pand en een derde doet de politiek en onderhoudt de contacten. ‘Je doet waar je goed bent’, vertelt Eugenie Jansen. ‘En daar letten we bij de selectie ook wel op. We zoeken altijd iemand die kan schrijven, want daar is altijd een tekort aan. Het geschreven woord is onder de kunstenaar in de panden niet de favoriete uitingsvorm.’

Wonen en werken in de beide panden is niet duur. Iedereen betaalt € 150 per maand. Daarvan worden de rekeningen betaald, gas en licht, de OZB en de afvalstoffenheffing. Ook het onderhoud van de panden wordt met dat geld betaald. En er is in de loop der jaren een potje opgebouwd voor advocaatkosten, geen overbodige luxe voor kraakpanden. ‘Alle eigenaren hebben we de afgelopen jaren benaderd, met het aanbod om huur te betalen’ vertelt Mark Bakker. ‘Maar ze hebben ons geen van allen willen legaliseren.’

Eigendom van een Corporatie
Waren de panden in de handen van de vorige eigenaren vooral handelswaar, woningcorporatie De Key wil met de panden aan de slag. Eugenie Jansen: ‘In het begin ging dat heel goed. We zijn op studiereis geweest naar Londen, samen met De Key. We ontwikkelden een plan om de panden een stevige plek te geven in de creatieve economie. De garage onder Langgewagt wilden we ombouwen tot een multifunctionele ruimte. Doordeweeks flexplekken voor zzp-ers in de creatieve sector, in het weekend een ArtMall. Een markt waar je toonaangevende vormgevers en kunstenaars en hun producten kunt vinden, design, mode, performances en dj’s. We hebben twee keer bij wijze van pilot een ArtMall georganiseerd in die 600m2 grote ruimte, en dat was een succes.’ Toen de bedrijfsruimte onder De Slang – die altijd werd verhuurd – vrij kwam, gaf De Key toestemming om die te gebruiken voor exposities en voorstellingen. En die wordt daar nu intensief voor gebruikt, met veel bezoekers als gevolg.
De bewoners denken dat Amsterdam Centrum de plek die zij in gedachten hebben, nodig heeft. ‘In de jaren ‘80 was dit een bruisende kunstbuurt, hier kwamen de jonge wilden van toen. Al mijn docenten van de Rietveld kwamen hier biertjes drinken’ vertelt Alberto de Michele. ‘En nog steeds is het een perfecte plek voor toeristen, bewoners, mensen die in de binnenstad werken, om de andere kunst van Amsterdam te ervaren. Het is een plek met geschiedenis, hier is Aorta opgericht. Steden hebben dit soort vrijplaatsen nodig om zich te blijven ontwikkelen. Alleen maar plekken waar alleen telt hoeveel geld het oplevert, daar kan een stad niet van leven.’

Voor de Kunst
Maar na een voorspoedig begin, ging het roer om bij De Key. De plannen die waren gemaakt, vonden bij De Key geen gehoor. Die trok zijn eigen plan en begon een procedure om de bewoners uit het pand te krijgen. ‘Dat stelde ons ernstig teleur’, zegt Mark Bakker. ‘We waren blij toen de panden werden gekocht door een corporatie. Tot die tijd waren onze panden jarenlang in handen geweest van speculanten. Speculanten die het niet interesseerde wie hier zat, nooit iets aan het onderhoud deden en onderling doorverkochten en de prijzen op joegen. Corporaties zijn er voor bewoners, dus we verwachtten goede ontwikkelingen van De Key en dan draait het uit op een rechtszaak.’ De bewoners zien hun oorspronkelijke ambities niet meer gerealiseerd worden met De Key. Woon/werkruimte voor kunstenaars, flexplekken, Art Mall, ze geloven er niet meer in. Maar ze zien nog wel in een kans om een Woon/Werkpand voor kunstenaars aan het Spui te bewaren. Ze hebben De Key voorgesteld om De Slang te kopen, tegen een markconforme prijs. En met de 9 ton die het stadsdeel nog in kas heeft voor een verbouwing, hopen ze met De Slang toch een mooie plek te behouden. Voor zichzelf, maar ook voor de kunst in Amsterdam.



maandag 19 november 2012

Makelpunt Utrecht: ruimte delen is samen iets doen



Het Makelpunt van de gemeente Utrecht is zelf gevestigd in een klassiek jaren ’70 kantoorkolos. Maar dan wel op de begane grond en als je het weet, hoef je niet eens langs de portier. Eigenlijk wel symbolisch voor een organisatie die mensen die iets willen en ruimte die niet wordt gebruikt, op een makkelijke manier bij elkaar wil brengen. Want dat is wat het makelpunt doet.

Excellijstje
Thieu Schwitzner, een van de twee Utrechtse “makelaars” vertelt: “Zoals zoveel gemeenten wist Utrecht niet wat er allemaal aan ruimte voor handen is. De gemeente kende het eigen bezit zelfs niet. Veel ruimten werden beheerd door aparte dienstonderdelen. Welzijn deed welzijn, sport deed sport en onderwijs deed onderwijs. Dus kon het gebeuren dat iemand die op zoek was naar een ruimte bij drie wethouders terecht kwam en toch nul op het rekest kreeg. Had ‘ie mazzel, dan zat er een ambtenaar met contacten aan tafel. Die kon dan soms wat regelen.” Maar je kunt je natuurlijk ook voorbereiden op dat gesprek bij de wethouder en zo werden de eerste excellijstjes gemaakt. Het makelpunt vindt zijn oorsprong in het ambtelijk initiatief om in kaart te brengen welke ruimten er beschikbaar waren in de stad. En de vervolg stap was het digitale aanmeldformulier, waar partijen konden melden dat er ruimte beschikbaar was. Zo kreeg het Makelpunt vorm. Uiteindelijk werd het op 1 januari 2010 officieel geopend.

Stammenstrijd
Het makelpunt liet zien dat de politieke doelstellingen op het gebied van vastgoed soms tegenstrijdig waren. Thieu Schwitzner: “De gemeente college hanteerde wel de doelstelling dat mooie initiatieven gehuisvest moesten worden, maar vond ook dat vastgoed verkocht moest worden om zo inkomsten te genereren. En omdat die opdrachten bij verschillende ambtelijke diensten waren ondergebracht, kon het gebeuren dat een leegstaand pand niet aan een mooi initiatief ter beschikking werd gesteld, omdat dat de verkoop maar zou bemoeilijken.” Een klassieke ambtelijke stammenstrijd was het gevolg. Per 1 januari 2012 is daar een oplossing voor gevonden door de Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO) te lanceren. Die beheert al het vastgoed van de gemeente en is daarmee ook de plek waar de verschillende opdrachten samenkomen. En waar zo nodig ook een bestuurlijke knoop kan worden doorgehakt: gebruiken of verkopen.

Leven in de brouwerij
Partijen die ruimte aanbieden aan het Makelpunt hebben daar verschillende motieven voor. Een aantal partijen is op zoek naar extra inkomsten. Om die reden heeft bijvoorbeeld de Protestantse Kerk zich gemeld. Ook de gemeente en door de gemeente gesubsidieerde organisaties maken er gebruik van; soms wordt het gebruik van een pand beëindigd, maar loopt het huurcontract nog door. Dan moet een betalende vervangende gebruiker worden gevonden. Anderen zoeken naar partners die reuring brengen, zoals verzorgingstehuizen. Tot slot speelt een combinatie van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de wens tijdelijk gebruik voor een pand te organiseren. Dat is de reden dat corporaties panden ter beschikking stellen die ze hebben verworven om op termijn te herontwikkelen.
Ongeacht de motieven, gebruik van beschikbare ruimte heeft vaak synergie tot gevolg. Zo zocht de kunstuitleen ruimte om zijn kunstcollectie op te slaan, tijdens een verbouwing. Action Continu, een zorgaanbieder, was op zoek naar leven in de brouwerij voor een zorgcentrum en nam contact met het makelpunt op. Zij hadden een prachtige kelder ter beschikking, helemaal droog, ideaal voor de opslag van kunst. En zo kwam er een kunstuitleen bij het zorgcentrum. Schwitzner: “ook ondernemers zijn natuurlijk een doelgroep van de gemeente. Zo hebben we ook bij een zorgcentrum een startend naaiatelier ondergebracht, dat uit de eigen woonkamer was gegroeid. Tegen een betaalbaar tarief, met de afspraak dat bewoners daar ook terecht kunnen om een knoopje aan te naaien.”
Voor een school voor voortgezet onderwijs moest extra ruimte voor bewegingsonderwijs worden gevonden. Lucienne Hordijk, de andere makelaar: “Die sporthal kwamen we tegen in De Pionier. Dat was een oude ROC, die door corporatie Mitros was gekocht om over een paar jaar te gaan herontwikkelen. Die kozen niet voor anti-kraak, maar wilden er tot aan herontwikkeling nuttige functies in huisvesten. Toen we daar op bezoek waren, liepen we onverhoeds de gymzaal in. Niemand wist dat die bestond en nu besparen we de gemeente ettelijke tonnen. Zo verdienen we onszelf jaarlijks meermalen terug.”

Een onwaarschijnlijke match is ook een match
Partijen die het makelpunt benaderen met een ruimtevraag, zijn van een zeer divers pluimage. Het makelpunt biedt daartoe de ruimte door niet kieskeurig te zijn; geen strikte regels over grootte, wel of niet bedrijfsmatig of gelovig. Wie behoefte heeft aan ruimte kan bij het Makelpunt terecht. Zo vinden bijvoorbeeld veel goede doelen tijdelijk ruimte via het Makelpunt; het happietaria van een groep studenten, books for life, Humanitas, Voedselbank. Hordijk vertelt het verhaal van de mevrouw met de Teddyberen: “Een mevrouw zamelde Teddyberen in voor het goede doel. Zo succesvol dat haar hele huis er op een gegeven moment vol mee lag. Het Makelpunt kon haar behoefte aan opslag koppelen aan de kelder van Dutch Game Garden, succesvolle gamemakers. Resultaat is ook dat de gamemakers regelmatig achter hun pc vandaan komen om de nieuwe aanvoer van knuffels op te slaan in de kelder. Het is hun persoonlijke bijdrage aan de Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen-doelstelling van hun bedrijf.”
Je ruimte aanbieden bij het makelpunt is nog geen vanzelfsprekendheid. Het verbeteren van de website, waar partijen hun wensen gedetailleerd kunnen aangeven moet dat verbeteren, net zoals het aanbieden van een basiscontract. Niet dat partijen dat dan moeten gebruiken, maar het feit dat het er is, maakt het allemaal net weer wat makkelijk. Ook blijft het makelpunt zelf actief als het gaat om het koppelen van vraag en aanbod. “Soms moet je de match een zetje geven, mensen echt met elkaar in contact brengen en wijzen op de meerwaarde die ze allebei aan de samenwerking kunnen ontlenen. Het blijft een ding van mensen. Bij scholen zie je dat goed. Als een directeur het allemaal gedoe vindt, komt het niet van de grond. Maar is de directeur enthousiast, dan kan er van alles. Soms helpt dan de bereidheid van de nieuwe gebruiker om wat te betalen, maar veel vaker is het vooral belangrijk dat hij iets meebrengt voor de school”, zegt Schwitzner. “En dat zijn natuurlijk wel de leukste resultaten.”

vrijdag 2 november 2012

Werkgebouw het Veem; zelf doen is goedkoop



Het Veem werd eind 19de eeuw als pakhuis gebouwd aan het Amsterdamse IJ. Bedoeld voor de opslag van koffie, thee, cacao en cocaïne. Met het verder opschuiven van de haven richting het westen verloor het eind jaren ’70 zijn functie. Het kwam leeg te staan en stond op de nominatie om te worden gesloopt. Maar zoals dat toen nog ging: het pand werd gekraakt. Urban Legend wil dat de toenmalige eigenaar zelf de sleutel ter beschikking stelde aan de krakers; was hij mooi van de sloopverplichting af.
Keurige krakers waren het. Ze wilden niet wonen in het pand, maar werken. Ze zetten het naar hun hand en toen de gemeente het in 1984 voor een gulden aan ze verkocht, gingen ze volop aan de slag met de verbouwing. Betaald met een subsidie hier, een subsidie daar, een lening van de Triodos Bank en uitgevoerd met ontzettend veel onbetaalde inzet van de huurders.

Zelfredzaamheid
Paul van Soomeren begon er in 1984 met Bram van Dijk onderzoeks- en adviesbureau DSP-groep. Met z’n tweeën ontvingen ze midden in de verbouwing opdrachtgevers van ministeries en gemeenten. Er was maar één toilet, maar dat gebrek aan voorzieningen vonden de ambtenaren juist charmant. DSP-groep heeft nu zo’n 50 medewerkers en is daarmee een van de grotere huurders van het Veem. Al die jaren is Van Soomeren betrokken geweest bij het reilen en zeilen van het pand. “Zelfwerkzaamheid staat hier hoog in het vaandel. Alle muren, toiletten en schoorstenen zijn door de huurders zelf eigenhandig gebouwd. Zo ook de vides, het trappenhuis en alle leidingen. Wij waren in de begintijd die onderzoekers/adviseurs met twee linkerhanden. Onze bijdrage bestond uit het besturen van het pand, het onderhouden van contacten met de gemeente en dat soort dingen. De handige computerjongens deden de boekhouding, de wiskundige en bouwkundig ingenieur maakten de meerjaren onderhouds begroting  en de ambachtslieden namen onder leiding van architect Jaap den Baars de verbouwing ter hand.” Die verbouwing bevatte een aantal slimme ideeën. Er werd (schacht) ruimte gemaakt voor alle leidingen voor water, gas, , elektriciteit en communicatie. Dat maakt dat het gebouw nog steeds gemakkelijk kan inhaken op nieuwe technische ontwikkelingen en nieuwe gebruikers snel hun plek kunnen innemen, zonder veel te hoeven verbouwen. Slim was ook het aanbrengen van individuele energiemeters, zodat over de afrekening van de energiekosten geen ruzies ontstaan.
Het verbouwen gebeurde en gebeurt met liefde voor het pand. Oude details worden zichtbaar gemaakt, nieuwe ingrepen met zorg ingepast en het pand is ook door kunstenaars onder handen genomen. Zij hebben de vloer meerdere lagen verf in verschillende kleuren gegeven, zodat de gangbare en minder gangbare looproutes in het pand als vanzelf in kaart worden gebracht.

Hoeveel doe je samen?
Anno 2012 zijn er zo’n 70 huurders in het pand. Allemaal zijn ze lid van de vereniging van huurders. Dat lidmaatschap betekent dat ze onderdeel uitmaken van het hoogste bestuursorgaan in het gebouw: de algemene ledenvergadering. De betrokkenheid is behoorlijk; als er belangrijke besluiten op de agenda staan, komt meer dan de helft van de leden opdagen. Toch zijn de tijden veranderd, vertelt Van Soomeren. “In de begintijd werd er eindeloos vergaderd, met het bier op tafel en in walmen sigarettenrook. Nu gaat de vergadering strakker, is er spa rood en mag er niet gerookt worden. De voorzitter is extern en dat houdt mensen scherp.”
Ook de betrokkenheid van huurders bij het pand is veranderd. Met het voortschrijden van de tijd doet zich daar een scheiding der geesten voor. Gebruikers van het eerste uur klagen dat nieuwkomers niet een vergelijkbaar enthousiasme aan de dag leggen voor het pand als zij zelf. Niet zo gek, vindt Van Soomeren. “Het maakt natuurlijk uit of je zelf hebt staan verbouwen, of dat het pand al klaar was toen je je hier vestigde. Andersom beklagen de nieuwe huurders zich wel over het ‘gezeik van de ledenraad’. Het hoeft toch niet allemaal samen? Om de betrokkenheid van huurders te vergroten, zijn we de afgelopen jaar meer gaan doen met het pand. Een piano restaurateur en een filmer organiseren regelmatig piano-concerten in de vide van het Veem. We doen mee aan de Openmonumentendag. We roeren ons in de discussie over de toekomst van de Houthavens. Dan hebben mensen ook een reden om uit hun eigen ruimte te komen en samen te komen in het pand.”

Nieuwkomerscommissie
Wie in het Veem wil werken, moet langs de Nieuwkomerscommissie. Die selecteert de nieuwe huurders, en let daarbij op een aantal criteria. Draagt de nieuwkomer bij aan de diversiteit van de gebruikers? Hoe wordt de verhouding tussen denkers, doeners en kunstenaars? Is de nieuwkomer kredietwaardig, maar niet te vermogend? Het is uiteindelijk de algemene ledenraad die de beslissing neemt. Samenwerking tussen de huurders is geen expliciete doelstelling van het Veem, of criterium voor toelating. Die samenwerking komt natuurlijk wel regelmatig spontaan tot stand. Men maakt gebruik van elkaars diensten of elkaars ruimte.
Een van de afspraken in het Veem is dat iedereen autonoom is in zijn eigen ruimte, zolang hij/zij huur betaalt en zich verder ook als een goed huurder gedraagt.  Dat geldt voor de filmer en fotograaf in het gebouw, voor de onderzoeker en mode ontwerpster, voor architect en drukker, aannemer en metaalbewerkster en dus ook voor het theater, het café-restaurant en de dans studio.
Al met al blijft het gebouw een bron van inspiratie. Het is markant, met een bijzondere structuur. Het Veem zelf is inmiddels rijksmonument. Bij het 25-jarig bestaan is aan vier universiteiten gevraagd het Veem kritisch te visiteren op sociaal, fysiek-bouwkundig, cultureel-economisch en bestuurlijk terrein. Op een groot congres (2007; Broeden aan het IJ) werden in de theaterzaal de uitkomsten gepresenteerd. De uitkomsten stemden tot tevredenheid: het Veem doet het uitstekend, is divers, creatief en vele huurders zijn spraakmakend in binnen- en buitenland. En het gebouw is – en blijft – door alle zelfwerkzaamheid extreem goedkoop (€ 40,- per m2 per jaar). De herkenbaarheid van het pand en zijn aantrekkelijkheid als werkomgeving als een toegevoegde waarde voor de erin gevestigde bedrijven, werd pas laat herkend door de Vemers zelf. Van Soomeren: “Anderen moesten ons er echt op wijzen. Voor ons was het Veem als water voor de vis.”