Het Veem werd
eind 19de eeuw als pakhuis gebouwd aan het Amsterdamse IJ. Bedoeld
voor de opslag van koffie, thee, cacao en cocaïne. Met het verder opschuiven
van de haven richting het westen verloor het eind jaren ’70 zijn functie. Het
kwam leeg te staan en stond op de nominatie om te worden gesloopt. Maar zoals
dat toen nog ging: het pand werd gekraakt. Urban Legend wil dat de toenmalige
eigenaar zelf de sleutel ter beschikking stelde aan de krakers; was hij mooi
van de sloopverplichting af.
Keurige
krakers waren het. Ze wilden niet wonen in het pand, maar werken. Ze zetten het
naar hun hand en toen de gemeente het in 1984 voor een gulden aan ze verkocht,
gingen ze volop aan de slag met de verbouwing. Betaald met een subsidie hier,
een subsidie daar, een lening van de Triodos Bank en uitgevoerd met ontzettend
veel onbetaalde inzet van de huurders.
Zelfredzaamheid
Paul
van Soomeren begon er in 1984 met Bram van Dijk onderzoeks- en adviesbureau DSP-groep.
Met z’n tweeën ontvingen ze midden in de verbouwing opdrachtgevers van
ministeries en gemeenten. Er was maar één toilet, maar dat gebrek aan
voorzieningen vonden de ambtenaren juist charmant. DSP-groep heeft nu zo’n 50
medewerkers en is daarmee een van de grotere huurders van het Veem. Al die
jaren is Van Soomeren betrokken geweest bij het reilen en zeilen van het pand.
“Zelfwerkzaamheid staat hier hoog in het vaandel. Alle muren, toiletten en
schoorstenen zijn door de huurders zelf eigenhandig gebouwd. Zo ook de vides,
het trappenhuis en alle leidingen. Wij waren in de begintijd die onderzoekers/adviseurs
met twee linkerhanden. Onze bijdrage bestond uit het besturen van het pand, het
onderhouden van contacten met de gemeente en dat soort dingen. De handige computerjongens
deden de boekhouding, de wiskundige en bouwkundig ingenieur maakten de
meerjaren onderhouds begroting en de
ambachtslieden namen onder leiding van architect Jaap den Baars de verbouwing
ter hand.” Die verbouwing bevatte een aantal slimme ideeën. Er werd (schacht)
ruimte gemaakt voor alle leidingen voor water, gas, , elektriciteit en
communicatie. Dat maakt dat het gebouw nog steeds gemakkelijk kan inhaken op
nieuwe technische ontwikkelingen en nieuwe gebruikers snel hun plek kunnen
innemen, zonder veel te hoeven verbouwen. Slim was ook het aanbrengen van
individuele energiemeters, zodat over de afrekening van de energiekosten geen
ruzies ontstaan.
Het
verbouwen gebeurde en gebeurt met liefde voor het pand. Oude details worden
zichtbaar gemaakt, nieuwe ingrepen met zorg ingepast en het pand is ook door
kunstenaars onder handen genomen. Zij hebben de vloer meerdere lagen verf in
verschillende kleuren gegeven, zodat de gangbare en minder gangbare looproutes
in het pand als vanzelf in kaart worden gebracht.
Hoeveel doe
je samen?
Anno
2012 zijn er zo’n 70 huurders in het pand. Allemaal zijn ze lid van de
vereniging van huurders. Dat lidmaatschap betekent dat ze onderdeel uitmaken
van het hoogste bestuursorgaan in het gebouw: de algemene ledenvergadering. De
betrokkenheid is behoorlijk; als er belangrijke besluiten op de agenda staan,
komt meer dan de helft van de leden opdagen. Toch zijn de tijden veranderd,
vertelt Van Soomeren. “In de begintijd werd er eindeloos vergaderd, met het
bier op tafel en in walmen sigarettenrook. Nu gaat de vergadering strakker, is
er spa rood en mag er niet gerookt worden. De voorzitter is extern en dat houdt
mensen scherp.”
Ook
de betrokkenheid van huurders bij het pand is veranderd. Met het voortschrijden
van de tijd doet zich daar een scheiding der geesten voor. Gebruikers van het
eerste uur klagen dat nieuwkomers niet een vergelijkbaar enthousiasme aan de
dag leggen voor het pand als zij zelf. Niet zo gek, vindt Van Soomeren. “Het
maakt natuurlijk uit of je zelf hebt staan verbouwen, of dat het pand al klaar
was toen je je hier vestigde. Andersom beklagen de nieuwe huurders zich wel
over het ‘gezeik van de ledenraad’. Het hoeft toch niet allemaal samen? Om de
betrokkenheid van huurders te vergroten, zijn we de afgelopen jaar meer gaan
doen met het pand. Een piano restaurateur en een filmer organiseren regelmatig
piano-concerten in de vide van het Veem. We doen mee aan de Openmonumentendag.
We roeren ons in de discussie over de toekomst van de Houthavens. Dan hebben
mensen ook een reden om uit hun eigen ruimte te komen en samen te komen in het
pand.”
Nieuwkomerscommissie
Wie
in het Veem wil werken, moet langs de Nieuwkomerscommissie. Die selecteert de
nieuwe huurders, en let daarbij op een aantal criteria. Draagt de nieuwkomer
bij aan de diversiteit van de gebruikers? Hoe wordt de verhouding tussen
denkers, doeners en kunstenaars? Is de nieuwkomer kredietwaardig, maar niet te
vermogend? Het is uiteindelijk de algemene ledenraad die de beslissing neemt.
Samenwerking tussen de huurders is geen expliciete doelstelling van het Veem,
of criterium voor toelating. Die samenwerking komt natuurlijk wel regelmatig
spontaan tot stand. Men maakt gebruik van elkaars diensten of elkaars ruimte.
Een
van de afspraken in het Veem is dat iedereen autonoom is in zijn eigen ruimte,
zolang hij/zij huur betaalt en zich verder ook als een goed huurder gedraagt. Dat geldt voor de filmer en fotograaf in het
gebouw, voor de onderzoeker en mode ontwerpster, voor architect en drukker,
aannemer en metaalbewerkster en dus ook voor het theater, het café-restaurant
en de dans studio.
Al
met al blijft het gebouw een bron van inspiratie. Het is markant, met een
bijzondere structuur. Het Veem zelf is inmiddels rijksmonument. Bij het
25-jarig bestaan is aan vier universiteiten gevraagd het Veem kritisch te
visiteren op sociaal, fysiek-bouwkundig, cultureel-economisch en bestuurlijk
terrein. Op een groot congres (2007; Broeden aan het IJ) werden in de
theaterzaal de uitkomsten gepresenteerd. De uitkomsten stemden tot
tevredenheid: het Veem doet het uitstekend, is divers, creatief en vele
huurders zijn spraakmakend in binnen- en buitenland. En het gebouw is – en blijft
– door alle zelfwerkzaamheid extreem goedkoop (€ 40,- per m2 per jaar). De
herkenbaarheid van het pand en zijn aantrekkelijkheid als werkomgeving als een
toegevoegde waarde voor de erin gevestigde bedrijven, werd pas laat herkend
door de Vemers zelf. Van Soomeren: “Anderen moesten ons er echt op wijzen. Voor
ons was het Veem als water voor de vis.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten