vrijdag 2 november 2012

Werkgebouw het Veem; zelf doen is goedkoop



Het Veem werd eind 19de eeuw als pakhuis gebouwd aan het Amsterdamse IJ. Bedoeld voor de opslag van koffie, thee, cacao en cocaïne. Met het verder opschuiven van de haven richting het westen verloor het eind jaren ’70 zijn functie. Het kwam leeg te staan en stond op de nominatie om te worden gesloopt. Maar zoals dat toen nog ging: het pand werd gekraakt. Urban Legend wil dat de toenmalige eigenaar zelf de sleutel ter beschikking stelde aan de krakers; was hij mooi van de sloopverplichting af.
Keurige krakers waren het. Ze wilden niet wonen in het pand, maar werken. Ze zetten het naar hun hand en toen de gemeente het in 1984 voor een gulden aan ze verkocht, gingen ze volop aan de slag met de verbouwing. Betaald met een subsidie hier, een subsidie daar, een lening van de Triodos Bank en uitgevoerd met ontzettend veel onbetaalde inzet van de huurders.

Zelfredzaamheid
Paul van Soomeren begon er in 1984 met Bram van Dijk onderzoeks- en adviesbureau DSP-groep. Met z’n tweeën ontvingen ze midden in de verbouwing opdrachtgevers van ministeries en gemeenten. Er was maar één toilet, maar dat gebrek aan voorzieningen vonden de ambtenaren juist charmant. DSP-groep heeft nu zo’n 50 medewerkers en is daarmee een van de grotere huurders van het Veem. Al die jaren is Van Soomeren betrokken geweest bij het reilen en zeilen van het pand. “Zelfwerkzaamheid staat hier hoog in het vaandel. Alle muren, toiletten en schoorstenen zijn door de huurders zelf eigenhandig gebouwd. Zo ook de vides, het trappenhuis en alle leidingen. Wij waren in de begintijd die onderzoekers/adviseurs met twee linkerhanden. Onze bijdrage bestond uit het besturen van het pand, het onderhouden van contacten met de gemeente en dat soort dingen. De handige computerjongens deden de boekhouding, de wiskundige en bouwkundig ingenieur maakten de meerjaren onderhouds begroting  en de ambachtslieden namen onder leiding van architect Jaap den Baars de verbouwing ter hand.” Die verbouwing bevatte een aantal slimme ideeën. Er werd (schacht) ruimte gemaakt voor alle leidingen voor water, gas, , elektriciteit en communicatie. Dat maakt dat het gebouw nog steeds gemakkelijk kan inhaken op nieuwe technische ontwikkelingen en nieuwe gebruikers snel hun plek kunnen innemen, zonder veel te hoeven verbouwen. Slim was ook het aanbrengen van individuele energiemeters, zodat over de afrekening van de energiekosten geen ruzies ontstaan.
Het verbouwen gebeurde en gebeurt met liefde voor het pand. Oude details worden zichtbaar gemaakt, nieuwe ingrepen met zorg ingepast en het pand is ook door kunstenaars onder handen genomen. Zij hebben de vloer meerdere lagen verf in verschillende kleuren gegeven, zodat de gangbare en minder gangbare looproutes in het pand als vanzelf in kaart worden gebracht.

Hoeveel doe je samen?
Anno 2012 zijn er zo’n 70 huurders in het pand. Allemaal zijn ze lid van de vereniging van huurders. Dat lidmaatschap betekent dat ze onderdeel uitmaken van het hoogste bestuursorgaan in het gebouw: de algemene ledenvergadering. De betrokkenheid is behoorlijk; als er belangrijke besluiten op de agenda staan, komt meer dan de helft van de leden opdagen. Toch zijn de tijden veranderd, vertelt Van Soomeren. “In de begintijd werd er eindeloos vergaderd, met het bier op tafel en in walmen sigarettenrook. Nu gaat de vergadering strakker, is er spa rood en mag er niet gerookt worden. De voorzitter is extern en dat houdt mensen scherp.”
Ook de betrokkenheid van huurders bij het pand is veranderd. Met het voortschrijden van de tijd doet zich daar een scheiding der geesten voor. Gebruikers van het eerste uur klagen dat nieuwkomers niet een vergelijkbaar enthousiasme aan de dag leggen voor het pand als zij zelf. Niet zo gek, vindt Van Soomeren. “Het maakt natuurlijk uit of je zelf hebt staan verbouwen, of dat het pand al klaar was toen je je hier vestigde. Andersom beklagen de nieuwe huurders zich wel over het ‘gezeik van de ledenraad’. Het hoeft toch niet allemaal samen? Om de betrokkenheid van huurders te vergroten, zijn we de afgelopen jaar meer gaan doen met het pand. Een piano restaurateur en een filmer organiseren regelmatig piano-concerten in de vide van het Veem. We doen mee aan de Openmonumentendag. We roeren ons in de discussie over de toekomst van de Houthavens. Dan hebben mensen ook een reden om uit hun eigen ruimte te komen en samen te komen in het pand.”

Nieuwkomerscommissie
Wie in het Veem wil werken, moet langs de Nieuwkomerscommissie. Die selecteert de nieuwe huurders, en let daarbij op een aantal criteria. Draagt de nieuwkomer bij aan de diversiteit van de gebruikers? Hoe wordt de verhouding tussen denkers, doeners en kunstenaars? Is de nieuwkomer kredietwaardig, maar niet te vermogend? Het is uiteindelijk de algemene ledenraad die de beslissing neemt. Samenwerking tussen de huurders is geen expliciete doelstelling van het Veem, of criterium voor toelating. Die samenwerking komt natuurlijk wel regelmatig spontaan tot stand. Men maakt gebruik van elkaars diensten of elkaars ruimte.
Een van de afspraken in het Veem is dat iedereen autonoom is in zijn eigen ruimte, zolang hij/zij huur betaalt en zich verder ook als een goed huurder gedraagt.  Dat geldt voor de filmer en fotograaf in het gebouw, voor de onderzoeker en mode ontwerpster, voor architect en drukker, aannemer en metaalbewerkster en dus ook voor het theater, het café-restaurant en de dans studio.
Al met al blijft het gebouw een bron van inspiratie. Het is markant, met een bijzondere structuur. Het Veem zelf is inmiddels rijksmonument. Bij het 25-jarig bestaan is aan vier universiteiten gevraagd het Veem kritisch te visiteren op sociaal, fysiek-bouwkundig, cultureel-economisch en bestuurlijk terrein. Op een groot congres (2007; Broeden aan het IJ) werden in de theaterzaal de uitkomsten gepresenteerd. De uitkomsten stemden tot tevredenheid: het Veem doet het uitstekend, is divers, creatief en vele huurders zijn spraakmakend in binnen- en buitenland. En het gebouw is – en blijft – door alle zelfwerkzaamheid extreem goedkoop (€ 40,- per m2 per jaar). De herkenbaarheid van het pand en zijn aantrekkelijkheid als werkomgeving als een toegevoegde waarde voor de erin gevestigde bedrijven, werd pas laat herkend door de Vemers zelf. Van Soomeren: “Anderen moesten ons er echt op wijzen. Voor ons was het Veem als water voor de vis.”



Geen opmerkingen:

Een reactie posten