maandag 19 november 2012

Makelpunt Utrecht: ruimte delen is samen iets doen



Het Makelpunt van de gemeente Utrecht is zelf gevestigd in een klassiek jaren ’70 kantoorkolos. Maar dan wel op de begane grond en als je het weet, hoef je niet eens langs de portier. Eigenlijk wel symbolisch voor een organisatie die mensen die iets willen en ruimte die niet wordt gebruikt, op een makkelijke manier bij elkaar wil brengen. Want dat is wat het makelpunt doet.

Excellijstje
Thieu Schwitzner, een van de twee Utrechtse “makelaars” vertelt: “Zoals zoveel gemeenten wist Utrecht niet wat er allemaal aan ruimte voor handen is. De gemeente kende het eigen bezit zelfs niet. Veel ruimten werden beheerd door aparte dienstonderdelen. Welzijn deed welzijn, sport deed sport en onderwijs deed onderwijs. Dus kon het gebeuren dat iemand die op zoek was naar een ruimte bij drie wethouders terecht kwam en toch nul op het rekest kreeg. Had ‘ie mazzel, dan zat er een ambtenaar met contacten aan tafel. Die kon dan soms wat regelen.” Maar je kunt je natuurlijk ook voorbereiden op dat gesprek bij de wethouder en zo werden de eerste excellijstjes gemaakt. Het makelpunt vindt zijn oorsprong in het ambtelijk initiatief om in kaart te brengen welke ruimten er beschikbaar waren in de stad. En de vervolg stap was het digitale aanmeldformulier, waar partijen konden melden dat er ruimte beschikbaar was. Zo kreeg het Makelpunt vorm. Uiteindelijk werd het op 1 januari 2010 officieel geopend.

Stammenstrijd
Het makelpunt liet zien dat de politieke doelstellingen op het gebied van vastgoed soms tegenstrijdig waren. Thieu Schwitzner: “De gemeente college hanteerde wel de doelstelling dat mooie initiatieven gehuisvest moesten worden, maar vond ook dat vastgoed verkocht moest worden om zo inkomsten te genereren. En omdat die opdrachten bij verschillende ambtelijke diensten waren ondergebracht, kon het gebeuren dat een leegstaand pand niet aan een mooi initiatief ter beschikking werd gesteld, omdat dat de verkoop maar zou bemoeilijken.” Een klassieke ambtelijke stammenstrijd was het gevolg. Per 1 januari 2012 is daar een oplossing voor gevonden door de Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO) te lanceren. Die beheert al het vastgoed van de gemeente en is daarmee ook de plek waar de verschillende opdrachten samenkomen. En waar zo nodig ook een bestuurlijke knoop kan worden doorgehakt: gebruiken of verkopen.

Leven in de brouwerij
Partijen die ruimte aanbieden aan het Makelpunt hebben daar verschillende motieven voor. Een aantal partijen is op zoek naar extra inkomsten. Om die reden heeft bijvoorbeeld de Protestantse Kerk zich gemeld. Ook de gemeente en door de gemeente gesubsidieerde organisaties maken er gebruik van; soms wordt het gebruik van een pand beëindigd, maar loopt het huurcontract nog door. Dan moet een betalende vervangende gebruiker worden gevonden. Anderen zoeken naar partners die reuring brengen, zoals verzorgingstehuizen. Tot slot speelt een combinatie van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de wens tijdelijk gebruik voor een pand te organiseren. Dat is de reden dat corporaties panden ter beschikking stellen die ze hebben verworven om op termijn te herontwikkelen.
Ongeacht de motieven, gebruik van beschikbare ruimte heeft vaak synergie tot gevolg. Zo zocht de kunstuitleen ruimte om zijn kunstcollectie op te slaan, tijdens een verbouwing. Action Continu, een zorgaanbieder, was op zoek naar leven in de brouwerij voor een zorgcentrum en nam contact met het makelpunt op. Zij hadden een prachtige kelder ter beschikking, helemaal droog, ideaal voor de opslag van kunst. En zo kwam er een kunstuitleen bij het zorgcentrum. Schwitzner: “ook ondernemers zijn natuurlijk een doelgroep van de gemeente. Zo hebben we ook bij een zorgcentrum een startend naaiatelier ondergebracht, dat uit de eigen woonkamer was gegroeid. Tegen een betaalbaar tarief, met de afspraak dat bewoners daar ook terecht kunnen om een knoopje aan te naaien.”
Voor een school voor voortgezet onderwijs moest extra ruimte voor bewegingsonderwijs worden gevonden. Lucienne Hordijk, de andere makelaar: “Die sporthal kwamen we tegen in De Pionier. Dat was een oude ROC, die door corporatie Mitros was gekocht om over een paar jaar te gaan herontwikkelen. Die kozen niet voor anti-kraak, maar wilden er tot aan herontwikkeling nuttige functies in huisvesten. Toen we daar op bezoek waren, liepen we onverhoeds de gymzaal in. Niemand wist dat die bestond en nu besparen we de gemeente ettelijke tonnen. Zo verdienen we onszelf jaarlijks meermalen terug.”

Een onwaarschijnlijke match is ook een match
Partijen die het makelpunt benaderen met een ruimtevraag, zijn van een zeer divers pluimage. Het makelpunt biedt daartoe de ruimte door niet kieskeurig te zijn; geen strikte regels over grootte, wel of niet bedrijfsmatig of gelovig. Wie behoefte heeft aan ruimte kan bij het Makelpunt terecht. Zo vinden bijvoorbeeld veel goede doelen tijdelijk ruimte via het Makelpunt; het happietaria van een groep studenten, books for life, Humanitas, Voedselbank. Hordijk vertelt het verhaal van de mevrouw met de Teddyberen: “Een mevrouw zamelde Teddyberen in voor het goede doel. Zo succesvol dat haar hele huis er op een gegeven moment vol mee lag. Het Makelpunt kon haar behoefte aan opslag koppelen aan de kelder van Dutch Game Garden, succesvolle gamemakers. Resultaat is ook dat de gamemakers regelmatig achter hun pc vandaan komen om de nieuwe aanvoer van knuffels op te slaan in de kelder. Het is hun persoonlijke bijdrage aan de Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen-doelstelling van hun bedrijf.”
Je ruimte aanbieden bij het makelpunt is nog geen vanzelfsprekendheid. Het verbeteren van de website, waar partijen hun wensen gedetailleerd kunnen aangeven moet dat verbeteren, net zoals het aanbieden van een basiscontract. Niet dat partijen dat dan moeten gebruiken, maar het feit dat het er is, maakt het allemaal net weer wat makkelijk. Ook blijft het makelpunt zelf actief als het gaat om het koppelen van vraag en aanbod. “Soms moet je de match een zetje geven, mensen echt met elkaar in contact brengen en wijzen op de meerwaarde die ze allebei aan de samenwerking kunnen ontlenen. Het blijft een ding van mensen. Bij scholen zie je dat goed. Als een directeur het allemaal gedoe vindt, komt het niet van de grond. Maar is de directeur enthousiast, dan kan er van alles. Soms helpt dan de bereidheid van de nieuwe gebruiker om wat te betalen, maar veel vaker is het vooral belangrijk dat hij iets meebrengt voor de school”, zegt Schwitzner. “En dat zijn natuurlijk wel de leukste resultaten.”

vrijdag 2 november 2012

Werkgebouw het Veem; zelf doen is goedkoop



Het Veem werd eind 19de eeuw als pakhuis gebouwd aan het Amsterdamse IJ. Bedoeld voor de opslag van koffie, thee, cacao en cocaïne. Met het verder opschuiven van de haven richting het westen verloor het eind jaren ’70 zijn functie. Het kwam leeg te staan en stond op de nominatie om te worden gesloopt. Maar zoals dat toen nog ging: het pand werd gekraakt. Urban Legend wil dat de toenmalige eigenaar zelf de sleutel ter beschikking stelde aan de krakers; was hij mooi van de sloopverplichting af.
Keurige krakers waren het. Ze wilden niet wonen in het pand, maar werken. Ze zetten het naar hun hand en toen de gemeente het in 1984 voor een gulden aan ze verkocht, gingen ze volop aan de slag met de verbouwing. Betaald met een subsidie hier, een subsidie daar, een lening van de Triodos Bank en uitgevoerd met ontzettend veel onbetaalde inzet van de huurders.

Zelfredzaamheid
Paul van Soomeren begon er in 1984 met Bram van Dijk onderzoeks- en adviesbureau DSP-groep. Met z’n tweeën ontvingen ze midden in de verbouwing opdrachtgevers van ministeries en gemeenten. Er was maar één toilet, maar dat gebrek aan voorzieningen vonden de ambtenaren juist charmant. DSP-groep heeft nu zo’n 50 medewerkers en is daarmee een van de grotere huurders van het Veem. Al die jaren is Van Soomeren betrokken geweest bij het reilen en zeilen van het pand. “Zelfwerkzaamheid staat hier hoog in het vaandel. Alle muren, toiletten en schoorstenen zijn door de huurders zelf eigenhandig gebouwd. Zo ook de vides, het trappenhuis en alle leidingen. Wij waren in de begintijd die onderzoekers/adviseurs met twee linkerhanden. Onze bijdrage bestond uit het besturen van het pand, het onderhouden van contacten met de gemeente en dat soort dingen. De handige computerjongens deden de boekhouding, de wiskundige en bouwkundig ingenieur maakten de meerjaren onderhouds begroting  en de ambachtslieden namen onder leiding van architect Jaap den Baars de verbouwing ter hand.” Die verbouwing bevatte een aantal slimme ideeën. Er werd (schacht) ruimte gemaakt voor alle leidingen voor water, gas, , elektriciteit en communicatie. Dat maakt dat het gebouw nog steeds gemakkelijk kan inhaken op nieuwe technische ontwikkelingen en nieuwe gebruikers snel hun plek kunnen innemen, zonder veel te hoeven verbouwen. Slim was ook het aanbrengen van individuele energiemeters, zodat over de afrekening van de energiekosten geen ruzies ontstaan.
Het verbouwen gebeurde en gebeurt met liefde voor het pand. Oude details worden zichtbaar gemaakt, nieuwe ingrepen met zorg ingepast en het pand is ook door kunstenaars onder handen genomen. Zij hebben de vloer meerdere lagen verf in verschillende kleuren gegeven, zodat de gangbare en minder gangbare looproutes in het pand als vanzelf in kaart worden gebracht.

Hoeveel doe je samen?
Anno 2012 zijn er zo’n 70 huurders in het pand. Allemaal zijn ze lid van de vereniging van huurders. Dat lidmaatschap betekent dat ze onderdeel uitmaken van het hoogste bestuursorgaan in het gebouw: de algemene ledenvergadering. De betrokkenheid is behoorlijk; als er belangrijke besluiten op de agenda staan, komt meer dan de helft van de leden opdagen. Toch zijn de tijden veranderd, vertelt Van Soomeren. “In de begintijd werd er eindeloos vergaderd, met het bier op tafel en in walmen sigarettenrook. Nu gaat de vergadering strakker, is er spa rood en mag er niet gerookt worden. De voorzitter is extern en dat houdt mensen scherp.”
Ook de betrokkenheid van huurders bij het pand is veranderd. Met het voortschrijden van de tijd doet zich daar een scheiding der geesten voor. Gebruikers van het eerste uur klagen dat nieuwkomers niet een vergelijkbaar enthousiasme aan de dag leggen voor het pand als zij zelf. Niet zo gek, vindt Van Soomeren. “Het maakt natuurlijk uit of je zelf hebt staan verbouwen, of dat het pand al klaar was toen je je hier vestigde. Andersom beklagen de nieuwe huurders zich wel over het ‘gezeik van de ledenraad’. Het hoeft toch niet allemaal samen? Om de betrokkenheid van huurders te vergroten, zijn we de afgelopen jaar meer gaan doen met het pand. Een piano restaurateur en een filmer organiseren regelmatig piano-concerten in de vide van het Veem. We doen mee aan de Openmonumentendag. We roeren ons in de discussie over de toekomst van de Houthavens. Dan hebben mensen ook een reden om uit hun eigen ruimte te komen en samen te komen in het pand.”

Nieuwkomerscommissie
Wie in het Veem wil werken, moet langs de Nieuwkomerscommissie. Die selecteert de nieuwe huurders, en let daarbij op een aantal criteria. Draagt de nieuwkomer bij aan de diversiteit van de gebruikers? Hoe wordt de verhouding tussen denkers, doeners en kunstenaars? Is de nieuwkomer kredietwaardig, maar niet te vermogend? Het is uiteindelijk de algemene ledenraad die de beslissing neemt. Samenwerking tussen de huurders is geen expliciete doelstelling van het Veem, of criterium voor toelating. Die samenwerking komt natuurlijk wel regelmatig spontaan tot stand. Men maakt gebruik van elkaars diensten of elkaars ruimte.
Een van de afspraken in het Veem is dat iedereen autonoom is in zijn eigen ruimte, zolang hij/zij huur betaalt en zich verder ook als een goed huurder gedraagt.  Dat geldt voor de filmer en fotograaf in het gebouw, voor de onderzoeker en mode ontwerpster, voor architect en drukker, aannemer en metaalbewerkster en dus ook voor het theater, het café-restaurant en de dans studio.
Al met al blijft het gebouw een bron van inspiratie. Het is markant, met een bijzondere structuur. Het Veem zelf is inmiddels rijksmonument. Bij het 25-jarig bestaan is aan vier universiteiten gevraagd het Veem kritisch te visiteren op sociaal, fysiek-bouwkundig, cultureel-economisch en bestuurlijk terrein. Op een groot congres (2007; Broeden aan het IJ) werden in de theaterzaal de uitkomsten gepresenteerd. De uitkomsten stemden tot tevredenheid: het Veem doet het uitstekend, is divers, creatief en vele huurders zijn spraakmakend in binnen- en buitenland. En het gebouw is – en blijft – door alle zelfwerkzaamheid extreem goedkoop (€ 40,- per m2 per jaar). De herkenbaarheid van het pand en zijn aantrekkelijkheid als werkomgeving als een toegevoegde waarde voor de erin gevestigde bedrijven, werd pas laat herkend door de Vemers zelf. Van Soomeren: “Anderen moesten ons er echt op wijzen. Voor ons was het Veem als water voor de vis.”